MARNIX GIJSEN en GERARD VAN HET REVE

Ik herinner mij de Vlaamse schrijver Marnix Gijsen toen hem indertijd gevraagd werd wat hij vond van het werk van Gerard van het Reve, niet Gerard Reve zoals u wellicht zult opmerken, want toen noemde hij zich nog niet zo. Marnix Gijsen reageerde lichtelijk verstoord dat men zijn mening vroeg. Hij mompelde iets wat erop neer kwam dat hij weinig op had met dat ophemelen van de herenliefde. Alsof dat alles was waar die zogenaamde volksschrijver zich mee bezig hield, alsof die tegendraadse verlangens het walhalla op aarde zouden weerspiegelen.

Ik parafraseer hier, afgaande op mijn herinnering hoe die wereld van Gerard van het Reve op de erudiete Vlaamse schrijver Marnix Gijsen destijds over kwam. Als men de geschriften van de laatste leest is het niet verwonderlijk dat hij zich weerspannig toonde tegenover wat hij misschien zag als een gril, een modetrend om te koketteren met wat door de goegemeente, waartegen Gerard van het Reve zich tegelijkertijd wilde afzetten, als minder gevoeglijk, minder welkom zou worden gezien.

De leidraad in het werk van Marnix Gijsen is hoe broos het anker is waarmee men zijn houvast zoekt. In het geval van Marnix Gijsen is dat de vrouw die hij het liefst aanbidt, maar soms verwenst omdat ze weigert te voldoen aan het beeld dat hij voor ogen had, hij toch de afgrond ziet door zijn onmacht haar zuiverheid te zien.

Marnix Gijsen is het tegenovergestelde van Gerard van het Reve, die het kon hebben over ‘mijn geleerde broer’, een professor in de Slavische talen. Als een studeerkamergeleerde beziet Marnix Gijsen de wereld die niet beantwoordt aan het ideaalbeeld. Hem rest slechts de gave van het woord dat te laten zien, waarbij hij wellicht gedacht  zal hebben aan de woorden van Gotthold Ephraim Lessing Die Suche nach der Wahrheit ist mehr wert als ihr Besitz

En dan wordt hij geconfronteerd met een verschijnsel dat in zijn ogen niet meer kan zijn als gelukzoekerij zonder boodschap. Met een schrijver, als men hem zo noemen mag, die zich verliest in spitsvondigheden, die half schrijft als halph, waarmee men in de reclamewereld ver komt, maar het de gebreken verdoezelt waar een groot schrijver aan moet voldoen. Want dat was toch wel de dwingende kant van de vraag die hem gesteld werd, om het succes van zijn vakbroeder te verklaren, die er een speeltje in zag heilige huisjes neer te halen wat zoveel geestdrift wekte.

Voor Marnix Gijsen moeten het goedkope successen geweest zijn. Ik weet dat natuurlijk niet zeker, maar ik denk het wel.