Zag gisteren de documentaire over de door de advocate mr Liesbeth Zegveld namens de nabestaanden van de bij treinkaping bij De Punt in 1977 omgekomen Molukkers aangespannen rechtszaak tegen de Nederlandse Staat. Bij Liesbeth Zegveld had het idee postgevat dat de Nederlandse Staat de omgekomen Molukkers doelbewust had uitgeschakeld, dus de Nederlandse staat was als moordmachine opgetreden. Zowel in eerste instantie als in appel is zij niet geslaagd in het leveren van het bewijs daarvoor en werd de vordering verworpen.

Jaren geleden zat ik aan een diner naast de hoogleraar in de psychiatrie prof. De S.. Prof. De S. was raadsadviseur van het ministerie van justitie voor de psychiatrische behandeling van gedetineerden in Nederlandse gevangenisinstellingen. Hij vertelde mij het volgende verhaal. Als toehoorder woonde hij het afscheidscollege van de als hoogleraar aan de VU met emeritaat gaande prof. Diepenhorst bij. In de zaal werd vanaf de zijkant zijn aandacht getrokken. Een lid van de advocatenfamilie Moszkowicz maande prof. De S. naar de zijkant te komen. Eenmaal op de gang vertelde mr Moszkowicz dat zijn cliënt, één van de in hechtenis zittende ontvoerders van Freddy Heineken, het in de cel niet langer uithield, suïcide neigingen vertoonde. Prof. De S. stemde ermee in dat zijn cliënt naar een ziekenhuis overgebracht werd. De volgende ochtend bij het binnentreden van het ministerie van justitie aan het Plein in Den Haag werd prof. De S. van bovenaan de trap op luide toon toegeroepen door de minister van justitie in eigen persoon: ‘De S.! Je hebt me iets moois geleverd! Hij is er van door! Tijdens het transport ontsnapt!’

Prof. De S. vertelde mij dit verhaal vanwege ons gesprek over de valkuilen in de rechtsgang. Ik op mijn beurt vertelde over de Haagsche advocate mr E. H.- L. over wie in een landelijk dagblad een paginagroot artikel was verschenen die het opnam voor moordenaars en zware TBS veroordeelden. Met haar krakkemikkige autootje reisde ze gevangenissen af, bezocht haar clientèle in inrichtingen en hoorde ze aan. Wat ze er mee bereikte of wilde bereiken was onduidelijk. Prof. De S. hoorde mij aan en zei: ‘Ik weet ervan. Ze wil wat doen.Ze bedoelt het goed.’

Dat alles ging door mijn hoofd tijdens het zien van die documentaire over Liesbeth Zegveld. De documentaire belichtte van dicht bij het optreden van Liesbeth Zegveld voor de rechtbank, haar verhouding met de familie van de omgekomen kapers, haar geloof in de kwade opzet van de regering en ook haar geloof in en hoop op rechtsherstel. Toen ook in hoger beroep geoordeeld werd dat haar clienten niet geslaagd waren in het bewijs van de aanklacht verviel Liesbeth Zegveld in een monoloog dat in haar hele loopbaan als advocaat zij nog nimmer zoiets had meegemaakt.

De eed die Liesbeth Zegveld als advocaat heeft afgelegd luidt:

Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de koning, gehoorzaamheid aan de grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.

Dit zou een drempel moeten zijn tegen het optreden van niet te goeder trouw zijnde raadslieden. Aan de andere kant biedt het geen leidraad bij het beoordelen van het najagen hersenschimmen. Je weet natuurlijk nooit hoe een koe een haas vangt, maar het veroordeeld krijgen van de Nederlandse Staat als moordmachine lijkt mij als advocaat geen haalbare kaart. Dat de advocaat mr Liesbeth Zegveld daar toch in geloofde is ondanks de afgelegde advocateneed haar goed recht natuurlijk maar doet er ook aan denken dat er andere belangen speelden, zoals media aandacht, sensatiezucht. En dan komt die bevlogenheid in een geheel ander licht te staan. Want om de nabestaanden van de omgekomen kapers een fopspeen voor te houden verdient geen schoonheidsprijs.

Op haar mondje gevallen is mr Liesbeth Zegveld niet. Of zij daarmee altijd edele bedoelingen mee nastreeft blijft de vraag. Zij verdedigde de matennaaierei van collega-piloten van de onschuldige Julio Poch om hem acht jaar cel te bezorgen, waar de Nederlandse Staat medeplichtig, zo niet hoofdplichtig aan was. Hier had een taak voor Mr Liesbeth Zegveld gelegen om de Nederlandse Staat aan te klagen. Met die advocateneed erbij was daar niks mis mee. Maar wat deed Mr Liesbeth Zegveld? In een uitzending van Pauw voor de teevee beoordeelde zij het strafrechtelijk vervolgen van die matennaaiers als volgt, ik citeer:

„Schandalig zelfs, want dan durft niemand in Nederland meer melding te doen van een mogelijk strafbaar feit.”

Dat was natuurlijk om zichzelf vrij te pleiten tegen de hersenschimmen die zij eerder najaagde, waarin het voor haar zonneklaar was dat de Argentijns-Nederlandse piloot bij Transavia Julio Poch zich had aangeboden gedrogeerde tegenstanders van de Argentijnse dictatuur boven zee uit het vliegtuig te gooien en dat ook werkelijk gedaan had.

De vraag blijft: wat is erger, valselijk beschuldigen, het najagen van hersenschimmen of het misbruik daarvan om daarmee de publiciteit te zoeken.