In mijn bijdrage aan het literaire culturele tijdschrift Bûhne over Sebastian Haffner staat het volgende te lezen:

Het moet gezegd worden, Hitler had zijn tijd mee. De herstelbetalingen op grond van het verdrag van Versailles eisten hun tol en maakten de één na laatste rijkskanselier voor Hitler, Heinrich Brüning, buitengewoon impopulair. Het politieke spel in Duitsland werd onvoorspelbaar. Het strenge regiem van Brüning, het onvermogen van de gewone man zijn leven zin te geven, het maakte dat het land gefascineerd werd toen het gedrocht Hitler op het politiek toneel verscheen. Het werd door niemand serieus genomen. Grotesk als een clown, zelfs voor de gewone man, met zijn verschijning, zijn kapsel als een souteneur, de valse chic, zijn Oostenrijkse dialect, de wilde gebaren als een epilepticus, het ongecontroleerde speeksel door het wilde gepraat, zijn voortdurende winderigheid, de afwisselend vlammende en starende blik van een gestoorde, meer dan de grote dorpsgek  was hij aanvankelijk niet. Ook de inhoud van zijn toespraken met maar één thema, het dreigen om het dreigen, met de daarbij behorende vreugde om het wrede, de bloeddorstige moordfantasieën, het was het gedachtegoed van een geaberreerde geest, de rol van een man uit een gesticht die zich Napoleon waant. En zoals het gaat met een kermisaap, het volk klapt en klapt zonder in de gaten te hebben waaraan het zich uitlevert. Voor de lege en zelfs voor de ontwikkelde Duitser groeide de fascinatie voor het gedrocht, deze clown op het slappe koord. Hoe lang zou hij zich staande kunnen houden?

Ik las het voor aan mijn gesprekspartner en vroeg: ‘Doet je dit niet aan iets denken?’ Zij antwoordde: ‘Neen.’ Ik zei: ‘Aan Trump.’ Zij zei: ‘Ik wist dat je dit ging zeggen.’ Hoe kan het dat ze dit wist terwijl die aha erlebnis niet opgebiecht werd? Ik kan dat alleen maar verklaren door dezelfde fascinatie voor Trump als voor Hitler. Wat is die fascinatie?

Trump, net als Hitler, doet een beroep op de onlustgevoelens van de gewone man. Hij zoekt een zondebok en belooft veel. Als het een wassen neus blijkt of het verkeerd afloopt wijst hij een schuldige aan. De met zorg opgebouwde samenleving, justitie en democratie, die moeten zorgen voor vrede en veiligheid, is een schijnvertoning. Dat is er alleen maar op uit om hem, de grote leider die het beste met je voor heeft, dwars te zitten, hem uit de weg wil ruimen. Het is één groot complot.

Het is een fascinatie die niemand onberoerd laat. Iedereen voelt zich op zijn manier bedrogen. De kleine man door de rijken. De rijken door de belastingen. Eindelijk eens iemand die de waarheid durft te zeggen. Dat eindeloze gepraat, geschipper moet maar eens afgelopen zijn. Daar komen nooit grote daden van. Zo wordt men zich bewust van een collectief onbewuste dat altijd onderdrukt werd. Die bevrijding wordt ervaren als een gelukzaligheid die men ook aantreft in grote voetbalstadions.

Voor vrouwen geldt nog iets anders. Die kiezen voor de sterkere. Zij moeten wel, zij zijn zwakker. Onbewust bewonderen zij iemand aan wie ze zich kunnen onderwerpen. Maar die zij ook denken te kunnen beheersen. Dat gevarengebied is de voedingsbodem voor de aantrekkingskracht die er van uit gaat.

Naarmate hij onverslaanbaar leek veranderde het gedrocht Hitler in een held. Hetzelfde geldt voor de lompe beer Trump. Waar altijd eerbied, heilig ontzag voor leek te zijn wordt in zijn geschreeuw vermalen tot achterhaalde onzin. Het is de fascinatie voor de man die het gemaakt heeft. Een bewondering die zijn gebral tot profetieën doet verheffen waarvoor je op de barricaden gaat.

Net als bij Hitler beseft men niet aan welk gevaar men zich uitlevert. Dat is de macht die men uit handen geeft aan iemand die beweert onfeilbaar te zijn. In de gedachtegang van zo iemand zijn alle middelen geoorloofd. Binnen zijn partij zullen er velen zijn die hem volgen om er zelf beter van te worden. Wellicht menen ze bijtijds aan de teugels te kunnen trekken als het de verkeerde kant op mocht gaan. Maar dat is wedden op een op hol geslagen paard.