BIEFSTUKSOCIALISME

In de column van Menno Tamminga (‘Biefstuksocialisme’-kent u dat woord nog?’ in nrc de week 5 augustus 2013))vraagt hij aandacht voor het biefstuksocialisme van de politicus Hans van den Doel in de jaren zeventig. Het levert een onthullend stukje geschiedenis op. In mijn beleving sloeg die term ‘biefstuksocialisme’ op een helder moment van inkeer voor sommige socialisten. Dat het in het leven niet ging om de consumptie, eerder om het opwerpen van een dam tegen de frikandellen- en frietcultuur. Dat er tijd was voor bezinning over de verkeerd gekozen weg. Ten onrechte was de gedachte aan een gezonde geest in een gezond lichaam taboe geworden.

Dat was dus niet zo. Met dat zelfbedachte woord keerde de socialist Hans van den Doel zich in de jaren zeventig tegen hoge loonstijgingen die werkgevers toen grif wilden betalen. Hij doelde daarmee op de politiek van de nieuwe volkse VVD-leider Hans Wiegel. Had de arbeider na zijn autootje geen recht op meer welvaart, op zijn eigen biefstuk? Van den Doel gruwde van deze politiek, waar ook vakbonden gevoelig voor waren. De arbeider had volgens hem juist belang bij goede en groeiende collectieve voorzieningen. Betere wijken, beter onderwijs voor kinderen. Geleide loonpolitiek kon daarvoor de financiële ruimte scheppen.

Tamminga vraagt zich in zijn column af of Van den Doel toch geen gelijk heeft gekregen, ondanks latere rechtse regeringen, nu van het nationaal inkomen steeds minder naar de burger gaat. Maar een beetje lezing leert al gauw dat zijn verhaal rammelt. Niet alleen dient die vermindering van het huishoudgeld andere collectieve bestedingen dan waar Van den Doel op zag maar Tamminga laat na het wezen van dat zogenaamde biefstuksocialisme bloot te leggen.

Van den Doel zat natuurlijk op een volkomen verkeerd spoor door het begrip van de vakbeweging voor de politiek van Hans Wiegel‘biefstuksocialisme’ te noemen. Hoe kon zo’n briljante econoom zulke domme dingen zeggen? Zoiets kan alleen maar begrepen worden vanuit zijn denkwijze als socialist, niet als econoom. De socialist, communist, maakt niet uit wat het is, heeft als bestuurder maar één doel en dat is om voor te schrijven hoe anderen moeten leven.

Geleerde mensen hebben het dan over de maakbaarheid van de samenleving. Zij zien allemaal misstanden, maar zien hun eigen misvatting over het hoofd. Die misvatting bestaat in hun visie op de mens. Zij willen helpen, maar doen het op de verkeerde manier. Als mensen niet voor zichzelf kunnen zorgen zal de overheid er alles aan moeten doen om te zorgen dat zij dat wel kunnen. In plaats daarvan wordt hulp geboden in een vorm waardoor besef en idee hoe het eigen leven in te richten naar de achtergrond verdwijnt.

Om terug te keren naar de biefstukken. Van den Doel dacht dat meer geld in het huishoudboekje leidt tot meer biefstukken, tot ongezonde situaties. Ik betwijfel dat. Mensen die in staat zijn hun eigen boterham te verdienen zijn ook in staat met geld te kunnen omgaan. Die moet je niet geld afpakken om het via collectieve voorzieningen weer terug te geven. De kans dat het dan op de verkeerde plek terecht komt is vele malen groter.

Het merkwaardige is dat uit het stuk van Tamminga valt op te maken dat precies het omgekeerde gebeurd is. De mensen krijgen steeds minder privé te besteden, maar de samenleving wordt ongezonder. Dat is ook begrijpelijk want door die collectieve voorzieningen beschikken steeds meer mensen over geld die er niet mee kunnen omgaan. Er hoeft niet gecalculeerd te worden. De socialist zal zeggen ‘dat kunnen ze niet, dus moeten wij dat voor hen doen’. Ik zou zeggen ‘probeer ze het te leren, voorzie in hulp die doelgericht is’.

Wat is het wezen van het socialistische denken heden ten dage? Vroeger was dat duidelijk toen er door afkomst vele kansarmen waren. Dat was in de tijd van Hans van den Doel al lang niet meer zo. Maar met die oude afgunstgedachte kan nog steeds veel uitgelegd worden. Het is voer voor volksmenners. Maar met collectieve voorzingen is het nu eenmaal zo dat het kostenverhogend werkt, verspilling in de hand werkt en het misbruik toeneemt.

Het biefstuksocialisme van Hans van den Doel kan alleen maar begrepen worden als een omkering van de werkelijkheid.