KUTLUI

 

De vorige inmiddels uit het ambt gezette advocaat van Wilders, mr Moszkowicz, ging het werkelijke debat over het gedachtengoed van Wilders uit de weg door rookgordijnen op te werpen. Zoals het wraken van een rechter dat nergens op sloeg. Dat de wrakingskamer zich daarvoor leende was ronduit bedenkelijk. De druk om onverwijld een beslissing te moeten nemen en de grote publieke belangstelling, de media aandacht kunnen een verkeerde rol gespeeld hebben. Verder rommelde Moszkowicz met de machinaties van een over het paard getilde raadsheer plaatsvervanger die aan de borreltafel had geregeld het Wilders circus in de rechtszaal nog even te kunnen laten voortduren.

Het is een verademening zoals de huidige advocaat Knoops thans de verdediging voert in de zaak tegen de door het openbaar ministerie vervolgde Wilders wegens het aansporen tot ‘minder Marokkanen’. Knoops wijst er terecht op dat de uitspraken van Wilders in het kader van het politieke debat gezien moeten worden. Ik heb de indruk dat de Jodenvervolging nog steeds de geesten vertroebelt. De angst voor stigmatisering van een bevolkingsgroep met ongewenste gevolgen ligt voor de hand. In Nazi Duitsland werd haat, dood en verderf gezaaid tegen een bevolkingsgroep die al eeuwenlang in Duitsland geïntegreerd was. Ook werd ras en geloof door elkaar gehaald. Afgunst was de drijfveer.

Laten we bij de les blijven om te beseffen waar het hier om gaat. Willen we meer of minder immigranten? Willen we immigranten, die met woord en daad laten blijken dat hun hart niet hier ligt, maar hen toch het Nederlandse paspoort gunnen? Dat zijn geen vragen die in de rechtszaal opgelost moeten worden. Een rechter is er om de wet toe te passen. Die wet komt tot stand dankzij het openbaar debat. In Nazi Duitsland was dat niet mogelijk maar bij ons wel. Het kan niet zo zijn dat een rechter dat onmogelijk kan maken.

De artikelen 137c, 137d en 137e Wetboek van Strafrecht over het beledigend uitlaten over een groep van mensen op grond van hun ras, het aanzetten van haat tegen of discriminatie van of gewelddadig optreden vanwege hun ras, het openbaar maken van uitlatingen waarvan men weet of kan vermoeden dat ze voor een groep van mensen wegens hun ras beledigend zijn, dan wel aanzetten tot haat of discriminatie, bieden voor hen die een hekel aan Wilders hebben een open deur. Verder aan hen met lange tenen, zij die lijden aan egozwakte of er verkeerde sympathieën op na houden.

 

Maar hebben de ‘kut Marokkanen’ van Spekman zelf aangifte gedaan tegen Spekman of tegen Wilders? Waarschijnlijk niet. Het zijn anderen geweest die zich geen ‘kut Marokkaan’ voelen en dat met de aangifte willen laten blijken. Zal een eerzame Nederlander in Rome die ‘kut Nederlanders’ ziet pissen in de Trevi fontein zich aangesproken voelen door die kwalificatie? Hij zal plaatsvervangende schaamte voelen. Zo zal het ook de rechtgeaarde Engelsman vergaan die ziet welke ravage zijn landgenoten bij voetbalwedstrijden aanrichten. Wie zijn die eerzame Marokkanen die kennelijk geen plaatsvervangende schaamte kennen, zich beledigd voelen doordat hun juichende landgenoten na 9/11, die zwaaien met een IS vlag daarop aangekeken worden?

 

De oproep ‘minder Marokkanen’ komt niet uit de lucht vallen. Het is niet zo dat maar in het wilde weg gefantaseerd wordt over gewraakt gedrag, zoals in de film Jud Süss van Joseph Goebbels of in de Protocollen van Zion. De uitlatingen ‘kut Marokkanen’ van ook Hans Spekman en ‘Pleur op’ van Mark Rutte spreken voor zich. Wilders voelt zich terecht tekort gedaan nu tegen hem wel maar tegen Spekman en Rutte geen vervolging is ingesteld. Misschien is er geen aangifte gedaan en men kan zich afvragen waarom niet?

 

Dat geeft ook aan dat we hier in het politieke krachtenveld zitten hoe op te treden tegen ongewenst gedrag. Men kan zijn twijfels hebben over de methoden die Wilders wil toepassen om het probleem op te lossen. Eerlijk gezegd denk ik dat hij geen werkelijke visie daarover heeft. Het zijn eerder de uitingen van een machteloze toeschouwer die ziet hoe de zogenaamd correcte politiek het onheil over zichzelf heeft afgeroepen. Ook dat geldt als een verzachtende omstandigheid.

 

De artikelen 137c, 137d en 137e Wetboek van Strafrecht zijn zinvol, maar niet in het politieke debat over kutlui.