WEGLACHEN

Niemand is er ooit in geslaagd het verschijnsel ‘weglachen’ beter gestalte te geven dan minister-president Den Uyl in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Misschien komt dat omdat het zo gezellig niet meer is. Vanochtend vernam ik dat in Trappes in Frankrijk weer twee mensen dood gestoken waren met een mes. Het komt regelmatig voor en heeft onveranderd te maken met geloofszaken en immigratie. Als er al een halve gare gek uit een gesticht ontsnapt die daar niet aan voldoet gaat hij al snel het voorbeeld volgen.

Den Uyl wilde leuke dingen voor de mensen, te betalen met Groninger aardgas. Die huisjes zouden heus wel blijven staan. Suriname wilde niet, maar Den Uyl wel, het land moest onafhankelijk. Weg rechtsorde, wel een narcoticastaat rijker. Het land in Europa zelf gleed ondertussen onder het mom van meer democratie gevaarlijk af. Iedereen kon in de bijstand of arbeidsongeschikt worden. Het verlanglijstje van nieuw links was lang niet af. Behaaglijk vergaderden ze in Buitenveldert bij Den Uyl thuis in een bungalow die hij had weten te ritselen toen hij nog wethouder van volkshuisvesting was. Universiteitsbesturen wankelden. Het moest democratischer, anarchistischer zouden wij nu zeggen. Je ging niet naar een universiteit om er iets op te steken. Je ging er heen om die te bezetten. De rechtbank begreep plotseling, bevangen door de tijdgeest, dat de wet rekkelijk was en stond het kraken toe. De kunst leverde tegen veel geld veel contra prestatie. Er werd meer en meer economisch geklaagd.

Ik herinner mij die Tweede Kamer zittingen waarin de begroting verdedigd moest worden. Die deugde natuurlijk van geen kant meer. Na zoveel beloofd te hebben had hij zich voorzien van een comfortabele meerderheid in de Tweede Kamer. Daar zat Den Uyl achter de regeringstafel genoeglijk de enige opposant aan te horen die riep als een roepende in de woestijn dat het faliekant verkeerd ging. Het was die jonge Wiegel in de leeuwenkuil die als enige zich verzette tegen het wanbeleid, de verspilling, het gebrek aan visie, het opvreten van de verzorgingsstaat door analfabete gezinnen uit den vreemde hierheen te laten komen.

Ik zie nog die jonge Wiegel vol overtuiging met stemverheffing spreken, schreeuwen bijna, over wat er aan de hand was. Hij schreeuwde om een antwoord, een weerwoord over wat er niet deugde van zijn verhaal. Dat kreeg hij niet. Behaaglijk koesterde minister-president Den Uyl zich in zijn regeringszetel, nam zo nu en dan zijn bril af, stak het ranzige stuk van achter zijn oren in zijn mond, zoog er op en lachte. Het was de houding van iemand die zijn slachtoffer in een wurggreep houdt. Een ander aanhoren, erover nadenken was niet nodig. Die luxe kon hij zich veroorloven. De beschouwingen van die betogende jonge man in de verte waren niet iets om je over op te winden. Hij werd afgedaan als een komiek, als een beer die men op de kermis kan laten dansen.

Na het kabinet Den Uyl heeft het zeker tien jaar geduurd voordat de begroting weer enigszins op orde was en het land op het nippertje niet een Grieks avontuur ingedreven. Den Uyl heeft de bodem gelegd voor de islamisering van onze samenleving. In Groningen wordt er puin geruimd. Het Suriname project is een fiasco gebleken. De verzorgingsstaat is op losse schroeven komen te staan.

Leren wij hier iets van? Ik ben bang van niet. Alleen een ramp doet dat. Let vooral op dat weglachen. Het kan het begin van het einde zijn.