Als oud advocaat kreeg ik van een goede vriend een artikel uit De Groene Amsterdammer opgestuurd, getiteld ‘De butlers van de Zuidas’. Het gaat over de cultuur van de grote advocatenkantoren daar in Amsterdam. Stagiaires krijgen maar één opdracht, minimaal een hoog aantal declarabele uren maken. De wijze waarop doet er minder toe. Dat is geheel in strijd met het beeld dat de advocatuur zou moeten uitstralen, opkomen voor de zwakkere, de minder bedeelde. Geld verdienen hoort daar niet bij. Blijkens het artikel proberen die grote kantoren dat negatieve beeld bij te vijlen door maten te belasten met onderzoek en instructie hoe de advocatuur ethisch te werk moet gaan om zo te benadrukken dat dit aspect van de advocatuur wel degelijk aandacht heeft. Toch zijn er maten die desondanks de cultuur niet verdragen, eruit stappen en eindigen als éénpitter. Ik liet het artikel lezen aan iemand die mijn levensloop kent, die zei ‘dat is exact wat jou overkomen is’. En het is waar, ik kan moeilijk beweren dat wat De Groene Amsterdammer aan beeld naar buiten brengt niet bestaat.
Niettemin bleef er onvrede, zowel bij mij als bij mijn gesprekspartner. Er is niets op tegen te berichten over hoe advocaten ook maar gewone jongens zijn die houden van dure auto’s en lekker uit eten gaan. Het probleem met het artikel is dat het afgunst, rancune ademt. In de traditie van de Groene Amsterdammer als communistisch weekblad is dat begrijpelijk. Het is echter een illusie te denken dat het idealistische wereldbeeld van het communisme of socialisme werkelijkheid kan worden. Zo zit de mensheid nu eenmaal niet in elkaar.
De grote advocatenkantoren verdienen hun geld met merkenrecht, octrooirecht, fusies. Kortom de belangen van het grote bedrijfsleven. Stagiaires werken daar aan de lopende band, doen veredeld secretaressewerk, onderzoek handelsregister, due diligence etc.. Als ze ooit eens de rechtszaal hebben gezien is dat meegenomen.
Voor Jesse Klaver, Lilian Marijnissen, Liliane Ploumen die haar naam uitgesproken wil zien als Ploemen, is het artikel natuurlijk koren op de molen. Het probleem met het geld is echter de besteding. Iedereen wil in een mooi huis wonen. De cineast Luis Bunûel laat in zijn film Viridiana zien dat al naar gelang wie het in handen heeft het verkeerd kan uitpakken. In de film nemen zigeuners bezit van een fraai onderkomen en het gevolg kunt u wel raden. Jesse Klaver bijvoorbeeld kan niet met geld omgaan. Hij dacht de dividendbelasting te kunnen opstrijken. Het gevolg was het Piggelmee effect, Unilever vertrok naar het buitenland en de Engelse regering ging er mee aan de haal.
De titel van het stuk in De Groene Amsterdammer is ook veelzeggend. Omdat advocaten verdienen aan de noden van het bedrijfsleven zouden zij butlers zijn geworden. Zo wordt de dokter butler van de zwaar zieke, de tandarts van de holle kies bezitter. Ook het beroep van butler krijgt een schop mee. Ik begrijp, het had andersom gemoeten, die butler is een lafaard door niet zelf die schop uit te delen. In mijn roman HET SMALSPOOR komt een poppenspel voor waarin een wereld wordt neergezet waarin iedereen goed is geworden, alles voor de ander over zou hebben. Dat leidt tot onmogelijke toestanden.
Bij De Groene Amsterdammer verkneukelen ze zich natuurlijk over hun lekkere verhaal, dat er in gaat als het woord in een ouderling. Zo beleeft een ieder zijn plezier op zijn eigen manier.
Mijn gesprekspartner zei: ‘Ja, zo is het.’